De Japanse kunst –en vakmeesters zijn wereldberoemd geworden met hun schilderkunst, kalligrafie, porselein en natuurlijk het lakwerk dat oneindig geperfectioneerd kan worden. Hieronder beschrijven wij enkele kunsten en hun oorsprong ervan.
Japanse schilderkunst
De schilderkunst en kalligrafie in Japan is één kunst in tweeën. Schilderkunst en schrift zijn altijd met elkaar verbonden geweest. Een goede schilder is per definitie ook een goede kalligraaf in Japan. Beiden worden beoordeeld op hun expressiviteit. Schilder en kalligraaf kennen hetzelfde basismateriaal; inkt, water, penseel, inktsteen, waterdruppelaar en papier of zijde als ondergrond. De kwaliteit van deze materialen is van belang. Penselen, inktstenen en schrijfdozen zijn er dan ook in veel soorten en maten. Aan hun versiering wordt veel aandacht besteed. De kwaliteit van het penseelwerk is essentieel. Schrijvers en schilders oefenen jaren op het zetten van een rechte lijn, of een rechte lijn met een scherpe bocht. Uiteindelijk kan de schilder dan een perfecte bamboe met bladeren in donkere en lichte inkt schilderen. Dit klinkt misschien heel basic maar is in de realiteit zeer lastig en alleen de echte Japanse kunstenaars bereikten daarmee topkwaliteit. De beroemde Japanse prenten zijn hier een voorbeeld van.
Japanse kalligrafie (shodō, 書道)
In de Japanse kalligrafie worden drie basisstijlen gehanteerd: het formele, hoekige schrift, half cursieve ook wel “lopend” schrift en het cursieve “grasschrift”. Deze stijlen worden ook wel in de schilderkunst overgenomen. Omdat schilderingen op papier of op zijde niet zonder meer bruikbaar zijn, worden ze met papier verstevigd. Zo worden ze gemonteerd als hangrollen, handrollen, waaierschilderingen of kamerschermen.
Japanse keramiek en porselein
In Japan heeft keramiek zich ontwikkeld van eenvoudig pottenbakken tot een kunst op hoog niveau. Het begint met eenvoudige overs waarin uit klei gemaakte potten worden gebakken. Door neerdalend stof ontstaat vaak een toevallig as glazuur. Verschillende regio’s en steden in Japan ontwikkelen zo hun eigen stijlen, in vorm en glazuur. De lokale specialiteiten krijgen een extra stimulans wanneer eind zestiende eeuw de theeceremonie razend populair wordt. Een leuk feitje is dat de Japanse porseleinaarde is ontdekt door een Koreaanse pottenbakker die als gevangene naar Japan was gevoerd. Doordat porselein op hogere temperaturen kan uitharden is het minder bros en kan het verwerkt worden tot veel dunnere en fijnere producten, perfect voor theekopjes en schoteltjes. Vooral het eiland Kyūshū staat uiteindelijk bekend om zijn grootschalige porseleinproductie dat vooral het beroemde Chinese blauw-wit goed reproduceert.
Lakmeesters
Japanners zijn meesters in het maken van lakwerk. Kastjes, dozen en kommen van licht materiaal, zoals hout, papier of vlechtwerk, dienen als basis voor het lakwerk. De laklaag beschermt het voorwerp zonder dat het zwaarder wordt. Lak is een sap uit de lakboom die in heel Azië voorkomt. Om zwarte lak te krijgen, wordt het gefilterde sap met lampenzwart vermengd. Toevoeging van goud of koperpoeder geeft goudlak en met cinnaber ontstaat roodlak.
De lakwerker brengt de lak in extreem dunne lagen aan. Pas na enkele weken van drogen en daarna polijsten, kan een nieuwe laag worden aangebracht. Vaak gaat het om wel vijftien tot twintig lagen. Lakmeesters moeten daarom erg geduldig zijn en behoren net als schilders, kalligrafisten en de pottenbakkers tot de Japanse kunstmeesters.
Evolutie van de laktechniek
In de loop der eeuwen ontstaat er meer variatie in de laktechnieken, zoals versieringen in goud of parelmoer. Vooral parelmoer zie je hedendaags nog veel terug. De krijgsadel heeft vaak een lakmeester in zijn vaste dienst. Mensen met een kleinere beurs zijn aangewezen op serieproductie. Een interessant feitje is dat Europa al eeuwenlang een goed, kunstmatig alternatief voor dit gewilde exportproduct te vinden. Zonder resultaat.