Ik ben er voor vandaag helemaal klaar mee. Met fietsen op de stoep, zoals dat hier in Japan eigenlijk hoort. De laatste kilometers rijd ik op straat. Wel te verstaan aan de linkerkant, want in Japan rijden ze links. Niet vanwege de Engelsen. Nee, met dank aan de samoerai, de leden van de krijgerskaste, ooit heersers over Japan tot nog geen honderdvijftig jaar geleden. Of beter, met dank aan hun zwaarden, ‘ongeveer de meest gevaarlijke en meest dodelijke wapens die de mens kan bezitten’. De eerste Engelse ambassadeur Sir Rutherford Alcock weet dit al te goed uit eigen ervaring te vertellen. In 1860 werd hij op open weg bijna door een groepje xenofobe samoerai over de kling gejaagd.
In het openbaar was het alleen de samoerai toegestaan hun zwaarden te dragen. Bij hoge uitzondering kwam die eer ook toe aan enkele invloedrijke hoofden van grotere dorpen, bepaalde ambtenaren zoals de tolken op de Nederlandse nederzetting op het kunstmatige eilandje Dejima in Nagasaki, of bevoorrechte, rijke grootboeren of kooplieden die voor de toestemming grof geld betaalden.

Maar alleen een samoerai was het toegestaan om twéé zwaarden te dragen. Namelijk een katana en wakizashi. Dát onderscheidt een samoerai van de rest van de wereld. Zelfs thuis droeg die beide zwaarden en legde die alleen af om te slapen, te badderen en tijdens de theeceremonie.
Samoerai dragen hun zwaarden links

Samoerai droegen hun zwaarden links en gebruikten die met de rechter hand. Dat is de reden dat een zwaard dragende samoerai bij voorkeur links aanhoudt. Mocht jij dus een samoerai tegemoet komen, loop altijd links van hem langs. Zo kun je hem aan zijn rechterkant passeren en – god behoede – loopt je geen gevaar om zijn zwaard onverhoeds te raken. Zowaar een heiligschennis die je zwaar komt te verduren.
Een beetje samoerai deinsde er niet voor terug om zelfs voor een minder zwaar vergrijp klappen uit de delen. ‘Neersabelen, sorry zeggen en doorlopen’ – kirisute gomen – zo heette het privilege dat alleen aan samoerai was voorbehouden. Wat zeg ik, een privilege dat zelfs wettelijk was geregeld, zonder tussenkomst van een rechter. Midden op straat, in een dronken bui bijvoorbeeld of om even het nieuwe zwaard te testen op diegene daar die niet snel genoeg opzij was gelopen.

De straten in Edo, het huidige Tōkyō, waren bevolkt door dit soort losgeslagen samoerai. In 1876 was het afgelopen met zoveel machtsvertoon en werd het dragen van zwaarden in de openbare ruimte verboden, op straf van confiscatie.
Links aanhouden!

Waar waren we nou weer? Ach, het is dus links aanhouden in het Japanse verkeer. Dat wil ik graag doen – met een knipoog – als mijn eerbetoon aan de oude krijgers. En als ik zeg links aanhouden dan bedoel ik zo ver links als ik maar kan rijden. Zo dicht mogelijk tegen de straatrand om niet door het drukke verkeer verpletterd te worden. Het is verkeer dat helemaal geen concept kent voor ‘fietser als verkeersdeelnemer’ en volstrekt niet ingesteld is op de eventuele aanwezigheid van fietsers daar zo vlak voor de motorkap, net op het moment dat het de bocht in gaat met 50 km/ uur en meer.
Het kan niet anders, dit opmerkelijke feit moet zich in de taal neerslaan. En zie daar, het Japans kent geen apart woord voor ‘fietser’. Dit fenomeen wordt hier in Japan doelbewust kleingehouden en een tikkie kleinerend omschreven als ‘iemand die op de fiets rijdt’. ‘Fietser’, dat zou veel te eigengereid klinken.
Toch is fietsen in opkomst in het land en zo zie je steeds meer speciaal aangelegde fietsroutes en fietsstroken. Wij hebben enkele mooie fietstochten op een rij gezet mocht je interesse hebben.
Tokyo.nl
Terug naar Japan

Vele malen ben ik in Japan geweest. Toch eigenlijk had ik graag het oude Japan willen beleven, toen daar de eerste westerlingen zo’n paar eeuwen geleden aan wal stapten. Alsnog probeer ik een voet tussen de deur van de tijd te krijgen en onderneem ik een avontuurlijke tocht door Japan op de fiets, bijna duizend kilometer lang. Over deze reis heb ik een boek geschreven: Terug naar Japan. Verslag van een ontdekkingsreis. Uitgeverij Aspekt.